Posts tonen met het label soorten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label soorten. Alle posts tonen

Basalt gesteente

Basalt is een uitvloeiinggesteente die door vulkanische uitbarstingen naar de oppervlakte wordt gestuwd terwijl het stolde.

Eigenschappen en stollingproces
Basalt is een zeer duurzame en weervaste gesteente die een grote weerstand bied tegen afslijting. Dit doordat basalt een zeer dicht, hard, holokristallijn gesteente is. Het is basisch vanwege zijn lage kiezelzuurgehalte (SiO2). Doorgaans hebben basaltstenen een donkergrijze kleur.

Tijdens het stollingsproces krimpt lava en vormt zich tot zuilen. De doorsnede van de zuilen zijn meestal 6 hoekig maar kunnen ook uit 4, 5 of 7 hoeken bestaan. Dit betekend dat de zuilen doorgaans 6 zijden heeft (het grondvlak en bovenvlak niet meegeteld).

De scheidingsvlakken staan loodrecht op het vlak van de afkoeling zodat de zuilen veelal min of meer verticaal staan. De zuilen kunnen een lengte hebben van meer dan 10 meter.

Tussen de zuilen vindt men vaak zeer kleine krimpscheuren van enkele millimeters.

De samenstelling van basalt bestaat voornamelijk uit de mineralen: pyroxeen, oliven, hoorn-blende, ijzererts en apatiet. Daarnaast bevatten ze ook kalk, maar aangezien er voornamelijk 2 soorten kalk voorkomen bij basalt verdelen we het basalt in volgens het soort kalk. Zo hebben we 2 soorten Kalk-Alkalibasalten (veltspaatbasalten): Natron-Kalkbasalten (bevat nefelien) en Kali-Kalibasalten (bevat het mineraal leuciet).

In de bouwpraktijk gebruikt men vooral fijnkorrelig basalt. Er bestaat echter ook grofkorrelig basalt, doloriet genoemd. Deze basalt-soort is minder sterk en wordt dan ook veel minder gebruikt.

Tussen de doleriet en de fijnkristallijnen bestaat er nog een soort en die heet anamesiet.

Basalt bezit een druksterkte die tussen de 1000 en 3500 kg/cm² ligt. Soms kan die druksterkte hoger liggen dan 3500 kg/cm².

Verwerking
Het verwijderen van de basaltzuilen op het terrein, gebeurd met een lans die onderaan voorzien is van een wigvormige schoen. Zo worden de zuilen van bovenaf losgewrikt. Bij het vallen van de zuilen breken ze uiteen tot hanteerbare stukken.

Soms wordt basalt gespleten tot platen of banken, dit noemt men tafelbasalt.

Toepassing
Veldspaat-basalt, meer bepaald het zuilenbasalt uit de Rijnstreek, wordt gebruikt bij het maken van dijken.

Basalt wordt vaak verwerkt tot keien omdat ze zeer slijtvast zijn. Basaltkeien worden echter zeer glad door het verkeer en zeker als het regent of geregend heeft.

Eisen
Een aantal eisen die men stelt voor een goede basalt zijn:
- ze dienen gaaf te zijn
- de steen dient helder te klinken bij het beslaan met een stalen hamer
- mag niet afschilferen
- mag geen barsten of scheuren vertonen
- mag geen onversteende gedeelten of aderen bevatten
- mag niet broos zijn.
- de breuk (een doorgezaagd deel) moet scherpkantig, glad en schelpvormig zijn
- waterslag (krimpscheuren dwars door de zuilen heen, zijn een gebrek en mogen niet voorkomen)
- er mag geen zonnebrand aanwezig zijn (een zekere pokdaligheid, gepaard met zeer fijne scheurtjes)

Meer over natuursteen.

Sterkteklasses van constructiestaal

Bij het vervaardigen van staal voor staalconstructies zijn er een aantal zaken die de sterkte-eigenschappen van het staal kunnen beïnvloeden. Zo ontstaan verschillende soorten staal elk met hun eigen sterkte eigenschappen. Er bestaan staalsoorten die meer buigspanning kunnen opvangen. Andere staalsoorten zijn dan weer brozer.

Constructiestaal, wordt ook vaak gewoon staal genoemd en wordt vooral gebruikt bij statische constructies. Zo heeft constructiestaal een koolstofgehalte van maximaal 0.25% afhankelijk van de chemische samenstelling en de toepassing van het materiaal. Voor deze contstructiestaalsoorten onderscheiden we S235, S275 en S355. Deze staalsoorten volgen de kwaliteitseisen volgens de Europese Standaard EN 10025. Daarbuiten zijn er natuurlijk nog tal van staalsoorten die andere normen hanteren maar die dan ook buiten Europa dienen te worden gebruikt.

Als u de exacte verschillen wilt weten tussen de 3 soorten constructiestaal, dan raden we u aan om eens op de website van Tosec.nl een kijkje te nemen.

Ontwerptypes van gebouwen en hun bijhorende codes

Er zijn, zoals iedereen wel weet, heel veel verschillende soorten gebouwen met tal van uiteenlopende doeleinden. Elk type gebouw heeft zo zijn specifieke functies maar ook noden in verband met de indeling van ruimte, (brand)veiligheid, structuur, sterkte en afwerking. Zo worden gebouwen ingedeeld in hoofdcategorieën die dan verder nog eens onderverdeeld worden in subcategorieën. Elk van deze categorieën hebben deels hun eigen kenmerken, regels en wettelijke bepalingen.

Bij de bouwaanvraag dient dan ook het type gebouw geïdentificeerd en medegedeeld te worden op de documenten van de bouwaanvraag zelf.

A nieuwbouw woongebouwen
A01 ééngezinswoning
A02 handelshuis
A03 eigen woning van de architect
A04 groepswoningbouw
A05 villa
A06 residentie
A07 appartementsgebouw voor 2 tot 3 appartementen
A08 appartementsgebouw voor 4 tot 10 appartementen
A09 appartementsgebouw voor meer dan 10 appartementen
A10 chalet
A99 ander woongebouw (nader te omschrijven)

B nieuwbouw handel en horeca
B01 distributiemagazijn
B02 bank
B03 hotel
B04 restaurant
B05 kantoor
B06 slachthuis
B07 industriegebouw
B08 toonzaal of galerij
B09 café, spijshuis
B10 winkel
B11 supermarkt
B12 garage (dealer, carrosserie)
B99 ander handel of horeca gebouw (nader te omschrijven)

C nieuwbouw schoolgebouwen
C01 kleuterschool
C02 lagere school
C03 middelbaare school
C04 hogeschool
C05 universiteit
C99 ander soort schoolgebouw, combinatie van meerdere soorten scholen (nader te omschrijven)

D nieuwbouw overheidsgebouwen
D01 administratiegebouw
D02 ministerie
D03 stadhuis, gemeentehuis
D04 gerechtsgebouw
D05 militair gebouw
D06 brandweerpost
D07 politiepost
D08 radio-tv station
D09 post en telecommunicatie
D10 gevangenis
D11 kazerne
D99 ander overheidsgebouw (nader te omschrijven)

E nieuwbouw cultuur, ontspanning en sport
E01 museum
E02 bibliotheek
E03 schouwburg
E04 concertgebouw
E05 bioscoop
E06 spektakelzaal
E07 casino
E08 vergaderzaal
E09 club
E10 cultuurcentrum
E11 exporuimte
E12 thermen
E13 zwembad
E14 gymnastiekzaal
E15 sportterrein
E16 vakantiehuis
E99 ander cultureel, ontspannings of sport gebouw (nader te omschrijven)

G nieuwbouw mer religieuze functie
G01 eredienstgebouw
G02 crematorium
G03 kerkhof
G04 grafmonumenten
G99 ander gebouw met religieuze functie (nader te omschrijven)

H nieuwbouw gezondheidszorg
H01 laboratorium
H02 ziekenhuis
H03 kliniek
H04 weeshuis
H05 bejaardentehuis
H06 sociaal tehuis
H07 kinderopvang
H08 psychiatrische inrichting
H99 ander gebouw voor gezondheidszorg (nader te omschrijven)

J nieuwbouw transport
J01 spoorwegstation
J02 autobusstation
J03 luchthaven
J05 autobergplaats
J99 ander transportgebouw (nader te omschrijven)

K nieuwbouw utiliteitsbouw
K01 nijverheidsconstructie
K02 handelsconstructie
K03 landbouwconstructie
K04 loods
K05 stapelplaats
K06 hal
K07 silo
K08 stal
K09 serre
K10 cabine
K11 prive-garage(s)
K12 tuinhuisje
K13 gsm-antenne
K99 ander utiliteitsgebouw (nader te omschrijven)

T verbouwingen
T01 verbouwen woonhuis
T02 verbouwen appartementsgebouw
T03 verbouwen utiliteitsgebouw
T04 verbouwen handelsgebouw of horeca
T05 verbouwen schoolgebouw
T06 verbouwen overheidsgebouw
T07 verbouwen religieus gebouw
T08 verbouwen cultuur-, ontspannings- en sportgebouw
T09 verbouwen gebouw voor gezondheidszorg
T10 verbouwen transportgebouw
T99 verbouwen van andere gebouwen (nader te omschrijven)

V restauratie
V01 restauratie van een gebouw
V02 restauratie van een monument
V03 restauratie van een historisch interieur
V99 andere restauratie werken (nader te omschrijven)

X afbraak
X99 alle afbraakdossiers (nader te omschrijven)

Z diverse bouwwerken
Z01 onderhoudswerken
Z02 stedenbouwkundig attest
Z03 gebouw met bijzondere kennis buiten bouw
Z04 nieuw en moeilijk bouwprogramma
Z05 binnenhuisversiering
Z06 inrichting van lokalen
Z07 tentoonstellingsstand
Z08 openbaar park
Z09 hoving
Z10 fontein
Z11 herdenkingsmonument
Z14 veranda
Z15 privé-zwembad
Z16 terras
Z17 bijgebouw
Z99 ander bouwwerk (nader te omschrijven)

bron: Orde van Architecten

Staal

Staal is een legering bestaand uit ijzer en koolstof. De term staal wordt met name gebruikt voor ijzerlegeringen met een zodanig beperkt koolstofgehalte (typisch minder dan 1,9%) of gehalte aan toevoegingen als chroom, dat ze warm vervormd kunnen worden. Hierin onderscheidt staal zich van bijvoorbeeld gietijzer, dat meestal een hoger koolstofgehalte heeft. Er zijn veel verschillende legeringen met deze twee elementen, meestal ook met andere bestanddelen.
De wereld kent vandaag de dag ongeveer 2500 verschillende soorten staal. Mede hierdoor en door de uitstekende bewerkbaarheid is staal een veel gebruikt constructiemateriaal.
Het koolstof wordt gebruikt om een hoge treksterkte en hardheid te verkrijgen. Wereldwijd wordt er jaarlijks ongeveer 900 miljoen ton staal geproduceerd, Corus Nederland (Hoogovens IJmuiden) neemt hiervan bijna zeven miljoen voor haar rekening.

Men noemt een smeedbaar ijzer staal, indien het zich harden laat. Wordt een stuk staal gloeiend gemaakt en koelt men het door een koude vloeistof plotseling af, dan wordt het harder. Deze bewerking wordt het harden van staal genoemd. Ook wel eens het afschrikken van ijzer genoemd al dan niet in een rapper tempo om brozer staal te verkrijgen. Hoe brozer hoe meer zuurstof er nog in zit en hoe rapper de verkoeling heeft plaats gevonden.
Verhit men een stuk staal tot een bepaalde temperatuur en koelt men het vervolgens langzaam af, dan wordt het staal weer weker.
Het koolstofgehalte van het staal is groter den dat van het smeedijzer en lager dan dat van het ruwijzer.
Men onderscheidt bij het staal wel- en vloeistaal, naarmate het staal in kneedbare of in vloeibare toestand verkregen wordt.
Het staal wordt op dezelfde wijze als het smeedijzer uit het ruwijzer verkregen. Het welstaal door het frisschen en de puddelmethode, het vloeistaal door de Bessemer, Thomas en Siemens-Martin methode.
Bij al deze bewerkingen wordt het proces, het onttrekken van de koolstof aan het ruwijzer niet zover doorgevoerd als bij het smeedijzer, anders zou men in de plaats van wel- en vloeistaal, wel- en vloeiijzer verkrijgen.
De grens tussen staal en smeedijzer, waarbij een merkbaar 'harden' van het materiaal mogelijk is, is zeer moeilijk te bepalen. Daar ook de chemische analyse geen vertrouwbare resultaten oplevert (toch niet tot in de jaren 1920), in het heden is dit wel mogelijke in allerhande vernuftigde testlabo's die de chemische samenstelling van deze staalsoorten kan analyseren naar mate de zuurstof en andere materialen er aanwezig zijn in dit soort ijzer. In de regel, en zo gebeurde het vroeger en nu nog steeds, wordt een smeedbaar ijzer, die een breukspanning of breukmodule (zie tabel 1) groter is dan 45 kN per m (4500 kg. per cm), staal genoemd. Zeer dikwijls wordt in Nederland, vooral door de leveranciers, elk vloeiijzer 'staal' genoemd; een zeer te betreuren gebruik, dat tot veel verwarring en misbruik kan leiden.

Bessemerprocedé
Bessemer converter

Het Bessemerprocedé is een productiewijze voor het in een converter verkrijgen van staal uit ijzerertskomende uit de hoogoven.

Het Bessemerprocedé (ontwikkeld door Henry Bessemer (1813-1898), naar de uitvinding van een failliete staalfabrikant uit Kentucky, William Kelly) was dat het teveel aan koolstof werd geoxideerd door lucht door de gesmolten ruwijzer te blazen. Bovendien verbrandde de koolstof tot koolzuurgas in de luchtstroom, zodat de koolstof als brandstof voor het proces fungeerde. Als het proces eenmaal op gang was, onderhield het zichzelf, zonder verdere toevoeging van extra brandstof. Het was dus een bijzonder economisch proces.

Binnen vijf jaar kreeg het Bessemerproces een rivaal in de vorm van de vlamoven, waarin ruwijzer, ijzererts en schroot in zodanige verhoudingen werden gesmolten dat de meeste koolstof en zuurstof als koolmonoxide ontsnapten. Met dit gas werd dan de luchtstroom voorverhit. In 1900 produceerde deze voordelige methode zelfs meer staal dan het Bessemerprocedé.

Behalve volgens de zoven genoemde methoden wordt nog op de volgende wijze staal vervaardigd. Een zuiver welijzer wordt in beenderkool geruime tijd flink gegloeid, het verkrijgt daardoor een hoger koostofgehalte. Het op deze wijze verkregen staal wordt cementstaal genoemd, het is zeer ongelijkmatig hard. Om het cementstaal gelijkmatiger te maken, bestaan twee methoden.
Volgens de eerste methode worden den stukken geslagen en in smeltkroezen gesmolten, het wordt een smeltkroesstaalgenoemd.
Volgens de tweede methode worden de stukken in bundels samen gepakt, deze worden aan elkaar geweld en uitgerekt. Deze bewerking herhaalt men enige malen, men verkrijgt dan het geraffineerde staal, dat voor werktuigen gebruikt wordt.
De gietwerken uit staal worden bijna uitsluitend uit vloeistaal vervaardigd. Het volgens de Siemens-Martin methode verkregen staal wordt hiervoor bij voorkeur gebruikt.

Processtappen voor de moderne industrie

Hoogovens
Hoogovens produceren ruwijzer, dit bevat ongeveer 4-5% koolstof en ook een aantal andere verontreinigingen (onder andere fosfor en zwavel).

Convertor
Door de aanwezigheid van bovengenoemde verontreinigingen is het ruwijzer nog onbruikbaar. Daarom wordt het nog verder gereinigd. Dit wordt gedaan in een convertor, waar met hoge snelheid bijna 100 procent zuurstof door het vloeibare ruwijzer geblazen wordt. Doordat zuurstof en koolstof zich erg makkelijk met elkaar verbinden wordt er koolstofmonoxide (CO) en koolstofdioxide (CO2) gevormd, welke als gasvormige fase ontstaan en zich dus makkelijk laten verwijderen van het vloeibare ruwijzer. Bij dit proces komen zeer hoge temperaturen voor, waarbij 1650 graden Celsius een gemiddelde waarde is van de lading.

Door deze behandeling komt er echter wel wat zuurstof in het staal te zitten dit kan later weer verwijderd worden door mangaan, aluminium of silicium toe te voegen. Het zuurstof zal zich aan deze stoffen binden. De gevormde oxides drijven op het vloeibare staal, omdat hun dichtheid lager is dan die van staal. Deze drijvende laag oxides op het staal noemt men de slak en moet gescheiden worden van het staal alvorens het staal verder bewerkt kan worden. Er zal altijd een kleine hoeveelheid aan verontreiniging in het staal achterblijven. Deze hoeveelheid is door de ver ontwikkelde staalbereidingsprocessen echter zo klein geworden dat het niet hinderlijk is.

Discontinu-gietproces
Als het staal zuiver genoeg is, moet het in een vaste vorm gegoten worden. Vroeger gebeurde dit in zogenaamde ingots of blokvormen, grote cilindrische gietvormen. Als het staal in de ingot geheel afgekoeld was, werd het verder bewerkt tot platen of profielen. Dit had echter een groot nadeel, de verontreinigingen die nog in het staal zaten, concentreerden zich veelal in het midden van de ingot, waardoor er daar een hoge concentratie verontreinigingen ontstaat, wat, indien niet voldoende gecontroleerd, voor problemen kan zorgen.

Continu-gietproces
Uit de converter waar het ruwijzer is omgezet in staal (boven 2% koolstofgehalte wordt het ijzer genoemd, onder de 2% koolstofgehalte heet het staal) gaat het staal naar een panbehandelings installatie alwaar het staal gehomogeniseerd wordt. Door toeslagstoffen als b.v. Niobium, Mangaan, Silicium, Aluminium en schroot wordt het staal op 'smaak'gebracht voor verdere verwerking. In een gekoelde gietvorm wordt het staal gegoten waar het al gedeeltelijk wordt afgekoeld. Zodra er een huid om het vloeibare staal is gevormd wordt het door middel van startkettingen uit de gietvorm getrokken door aangedreven rollen uit de gietvorm getrokken en door rollen ondersteund als een streng staal uit de machine geleid, hierna worden er door zuurstofbranders plakken van gesneden. De gemiddelde dikte is ongeveer 225 mm.

Een andere manier van continu gieten is het gietwals-proces, de dikte van de plak is hier ongeveer 70 mm en na het gieten wordt de plak door een oven geleid en direct gewalst, wat een grote besparing oplevert t.o.v. de dikke plak (die moet eerst opgewarmd worden alvorens die gewalst kan worden)

Recycleren van staal
Schroot kan worden hersmolten naar staal. Hier speelt het soort schroot een zeer belangrijke rol. Sterk verontreinigd schroot zal problemen opleveren bij het hersmelten. Vooral sporen van Cu (koper) kunnen roet in het eten gooien. Daarom is het zorgvuldig uitselecteren van schroot in verschillende categorieën belangrijk.

De aanwezigheid van roest in het schroot is echter juist een voordeel. De in het roest gebonden zuurstof helpt in de convertor bij het verwijderen van de overtollige koolstof in het ruwijzer.

Het hersmelten van schroot gebeurt veelal in elektrische ovens. Hiervan bestaan verschillende types: ovens die het staal indirect verwarmen (door stralingswarmte) of rechtstreeks (inductie).

Ongeveer een vierde van de wereldstaalproductie is thans afkomstig van gerecycleerd schroot.

Eigenschappen van het staal
Het koolstofgehalte van het staal ligt tussen dat van gietijzer en smeedijzer, het verenigt daardoor ook enigszins de eigenschappen van deze ijzersoorten in zich. Het laat zich zowel gieten als smeden en wellen. Als laspoeder gebruikt men bij staal slechts glas en borax.

Wordt het staal voortdurend verhit, dan verbrandt het, dit wil zeggen dat het murw en grof van korrel wordt.
Koelt men roodgloeiend staal snel af door het in een koude vloeistof te dompelen dan wordt het harder, door een roodgloeiend stuk stal in houtskoolpoeder langzaam laten afkoelen wordt het weker. Wordt zeer hard en broos staal langzaam tot +/- 270 verwarmd, dan verliest het zijn broosheid, wordt het veerkrachtiger en taaier, zonder dat het zijn hardheid verliest. Deze bewerking noemt men het temperen van het staal; de gereedschappen, messen, beitels, zagen... worden steeds getemperd.

Is het staal tijdens het verwarmen aan de lucht blootgesteld, dan krijgt het verschillende kleuren; men zegt dat het staalaanloopt.

Bij 220 is deze kleur bleekgeel, bij 230 strogeel, bij 255 bruin, bij 265 bruin met purperen vlekken, bij 277 purper, bij 288 helder-blauw, bij 293 donkerblauw en bij 316 zwartblauw.
De smelttemperatuur ligt bij staal tussen 1300-1800.
De uitzettingscoëfficiënt van het staal bedraagt voor n graad 0,00001079 - 0,0000124 (zie ook het berekenen van uitzetting zie onder punt 1. het ruw ijzer > Grauw ruwijzer en wit ruwijzer).
De verschillende soorten ijzer, ingedeeld naar de methoden volgens welke zij zijn verkregen, worden in de volgende tabellen aangegeven.
De grenzen waartussen het koolstofgehalte ligt zijn eveneens hierin aangegeven.
.
Ruwijzer
Koolstofgehalte 2,3-6%
Gemakkelijke te smelten, maar niet smeedbaar
Wit ruwijzerGrauw ruwijzer
Gietijzer
Het breukvlak ziet wit, grafiet is niet of slechts zeer weinig voor handen.
In gesmolten toestand moeilijk vloeibaar.
Het breukvlak ziet grauw, omdat er koolstof in de vorm van grafiet (grafiet) voor handen is.
In gesmolten toestand zeer dun vloeibaar.

Smeedbaar ijzer
Moeilijke te smelten, maar smeed- en welbaar.
SMEEDIJZER
Niet Hardbaar
Breukspanning lager dan 450 N/cm
Koolstofgehalte 0,04-0,6%
STAAL
Hardbaar
Breukspanning hoger dan 450 N/cm
Koolstofgehalte 0,6-2,3%
WelijzerVloeiijzerWelijzerVloeistaal
In kneedbare toestand verkregen volgens de frisch- en puddelmethodeIn vloeibare toestand verkregen volgens Bessemer, Thomas en Siemens-Martin methodeIn kneedbare toestand verkregen volgens de frisch- en puddelmethode.
Cementstaal.
In vloeibare toestand verkregen, volgens de Bessemer, Thomas en Siemens-Martin methode.
Smeltkroesstaal.

In deze moderne tijden hebben we nog tal van ander soorten staal die bepaalde eigenschappen verbeteren van het staal zoals de vormvastheid, de hogere elasticiteit, trek en druk sterkte, knik en wringen van het staal.

Men onderscheid volgende soorten:
- constructie staal: voor bijna alle gewone gebouwen
- ingenieurs staal: is veel sterker, voor rolbruggen, bruggen en ander structuren die meer vergen van het staal

Legeringen
Staal valt in drie groepen in te delen aan de hand van de hoeveelheid toegevoegde elementen (legeringselementen):
- ongelegeerd staal
- laaggelegeerd staal
- hooggelegeerd staal

Bij ongelegeerd staal praten we over ijzer met maximaal 1,5% aan legeringselementen. Laaggelegeerd staal bevat tussen 1,5% en 5% legeringselementen en hooggelegeerd staal is alles wat meer dan 5% aan legeringselementen bevat.

Koolstof is bij staal geen legeringselement. Als er meer dan 2% koolstof in ijzer zit spreken we over gietijzer.

Ongelegeerd staal
Onder ongelegeerd staal valt het staal dat maximaal 1,5% aan legeringselementen (exclusief koolstof (C)) bevat. Veel gebruikte legeringselementen zijn onder andere mangaan (Mn) en silicium (Si). Net als koolstof worden mangaan en silicium gebruikt om de sterkte en hardheid te verhogen. Silicium is tevens een bijproduct van het staal bereidingsproces, het wordt gebruikt om zuurstof aan het staal te onttrekken.

Ongelegeerd staal is het meest gebruikte staal ter wereld. Dit komt omdat het relatief goedkoop is en erg goed bewerkbaar.

Laaggelegeerd staal
Deze groep bevat tussen de 1,5 en 5% legeringselementen (exclusief koolstof). Net als bij ongelegeerd staal zijn mangaan en silicium veel voorkomende legeringselementen (Si = 0,7% Mn = 1,6%). Maar ook chroom (Cr), vanadium (V), nikkel (Ni) en molybdeen (Mo) zijn in deze groep veel voorkomende legeringselementen.

De invloeden van deze elementen zijn bij gebruik van verschillende elementen in een soort staal niet zo makkelijk te bepalen daar sommige van deze elementen elkaar tegenwerken en andere elkaar juist weer versterken.

Chroom wordt vaak gebruikt om staal oxidatie- en corrosiebestendig te maken. Ook van de harde en slijtvaste eigenschappen van chroom wordt veel gebruikgemaakt in de staalindustrie. Chroom wordt veel gebruikt in combinatie met nikkel of molybdeen. Chroom in combinatie met molybdeen (het zogenaamde chromonen staal) maakt het staal uitstekend bestand tegen hoge temperaturen en ook erg sterk. Vanadium wordt ook veel gebruikt in combinatie met chroom en molybdeen daar het ongeveer dezelfde eigenschappen geeft aan staal. Ook in gereedschapsstaal wordt veel vanadium gebruikt, het maakt het staal ook een stuk taaier wat erg gunstig is voor gereedschap.

Nikkel heeft gunstige invloed op staal bij heel hoge en heel lage temperaturen. En het wordt ook veel gebruikt om een aantal ongunstige eigenschappen van chroom tegen te gaan.

Hooggelegeerd staal
Hooggelegeerd staal bevat meer dan 5% aan legeringselementen. De bekendste die hieronder valt is roestvast staal (rvs). Een ander hooggelegeerd staal is gereedschapsstaal.

Hoofdlegeringselementen in rvs zijn chroom (Cr) en nikkel (Ni). Chroom kan alleen gebruikt worden om staal roestvast te maken maar meestal wordt er een combinatie van chroom en nikkel gebruikt, omdat nikkel een aantal ongewenste effecten van chroom tegenwerkt (bijvoorbeeld 18% Cr en 8% Ni).

Zoals de naam al doet vermoeden is rvs bestand tegen oxidatie en corrosie. Deze eigenschap is te danken aan de chemische verbinding die chroom aangaat met zuurstof. Door die chemische verbinding vormt er zich een oxidehuid op het staal. De oxidehuid is heel dun en daardoor doorzichtig. Ze bestaat uit een netwerk van chroom (III)oxide, dat wel elektronen kan geleiden maar geen ionen. Daardoor is het metaal tegen corrosie bestand mits de oxidehuid intact blijft. Dat is helaas niet het geval in een chloride oplossing, zoals zeewater of in gechloreerd zwemwater. Het resultaat is dan gelokaliseerde putvormige corrosie die heel moeilijk te stoppen is, omdat het chlorideion zich vooral in de corrosieputten verzamelt. Een toeslag van molybdeen kan wel bestendigheid tegen chloor opleveren, bijvoorbeeld voor gebruik in zwembaden. Om de eigenschappen te verbeteren is dan ofwel een laag koolstofgehalte wenselijk, maar dan is de verspaanbaarheid slechter, ofwel een toeslag van titanium, maar dan is de lasbaarheid slechter.

Sterkte
High Speed Steel (HSS) is staal dat bij hogere temperaturen zijn hardheid behoudt. Daardoor is het zeer geschikt voor gereedschap dat heet kan worden, zoals metaal- en betonboren. De sterkte of hardheid van het staal wordt bepaald door de hoeveelheid koolstof.

Trivia
Lineaire uitzettingscoëfficiënt bij kamertemperatuur 12 x 10-6K-1, oplopend naar 16 x 10-6K-1bij 600 graden Celsius en daarboven weer afnemend
De term "pisbakkenstaal" wordt soms gebruikt om een staalsoort van slechte kwaliteit aan te duiden (net als waaibomenhout gebruikt wordt om slecht hout aan te duiden). Soms wordt pisbakkenstaal afgekort tot PBS, vergelijkbaar met de afkorting RVS voor roestvast staal. In werkelijkheid moet echter voor een stalen urinoir juist een goede staalsoort gekozen worden vanwege de zuren in de urine.
"Ledikantenijzer" is de alternatieve term om gooi-en-smijtkwaliteit in staal aan te duiden.
De naam Stalin die de Sovjetdictator Josef Djoegasvili voor zichzelf koos, betekent "De Man van Staal".
De typische Duitse soldatenhelm uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog wordt als Stahlhelm (stalen helm) aangeduid.

Het warmbad galvaniseren van staal

Meer over Ijzerconstructies en sterkteleer

Sterkteklasses van constructiestaal

Ruwijzer soorten

Het ruwijzer wordt uit de ijzerertsen door smelting in de hoogovens verkregen. Het bestaat uit een verbinding van het zuiver metaal met koolstof, het bevat bovendien nog zwavel, phosphorus, mangaan, silicium enz. (weliswaar bijna verwaarloos maar toch nodig om het ijzer te vormen). Het gehalte aan koolstof is groter dan 2,3%.
Het ruwijzer is hard, het laat zich niet smeden, is broos en kan betrekkelijk gemakkelijk gesmolten worden. Smelttemperatuur 1050 -1250. Naarmate de kleur donkerder of lichter is, verdeelt men het ruwijzer in grauw ruwijzer en wit ruwijzer.

Grauw ruwijzer en wit ruwijzer
Bij het eerste wordt tijdens het afkoelen van de gesmolten massa een gedeelte van de koolstof als grafiet (potlood) afgescheiden, zodat het breukvlak van een stuk grauw ruwijzer een grauwe kleur heeft.
Bij het wit ruwijzer heeft de afscheiding van de koolstof niet plaats, het breukvlak heeft een witte kleur.
Het grauwe ruwijzer is weker en minder broos dan het witte ruwijzer; het is bij een temperatuur van 1200 - 1300 zeer dun vloeibaar en wordt daarom bij voorkeur voor het gieten van ijzeren voorwerpen gebruikt. Het grauwe ruwijzer wordt daarom dikwijls gietijzer genoemd.
Nadat het grauwe ruwijzer gesmolten is, giet men het in vormen, welke men onderscheidt in natte, droge en ijzeren vormen. Voor de matte vormen wordt zand gebruikt, voor de droge vormen (de zogenaamde vormmassa) zand, leem en klei.
Door het gebruik van ijzeren vormen verkrijgt men het hard gietijzer, dat harder dan het gewone gietijzer is. Door deze ijzeren vormen koelt het gegoten voorwerp zeer snel af, hierdoor verandert het grauwe gietijzer aan de oppervlakte van het voorwerp in wit ijzer.
Wordt het ijzer geruime tijd gegloeid met zuurstofrijke ertsen, dan ontstaat het zogenaamde smeedbare of getemperd gietijzer. Voor dit gietijzer kan slecht wit ruwijzer worden gebruikt.
De uitzettingscoëfficiënt voor gietijzer is van 1 - 100 voor 1 gelijk aan 0,0000111, met andere woorden, een gietijzeren staaf van 1 meter lang, wordt, zodra we temperatuur 1 graad verhogen, 0,0000111 meter langer.
Indien de temperatuur 20 toeneemt, wordt een staaf van 4,5 meter: 4,5 m + (0,0000111 m x 20 x 4,5) = 4,500999 meter lang.

Meer over Ijzerconstructies en sterkteleer

Metalen en hun eigenschappen (ruwijzer, staal, ferrometalen, non-ferrometalen, legeringen)

Gegalvaniseerde staalconstructie
Hoofd-opdeling van de soorten metalen
Ferrometalen: IJzer en alle legeringen op basis van ijzer, uit ijzererts vervaardige metalen zoals ruwijzer, gietijzer en staal.

Non-ferrometalen: niet ijzerhoudende metalen, zoals aluminium, zink, lood, goud en koper.

Legeringen: samengestelde metalen zoals soldeer, messing en brons.

Ruwijzer
Ruwijzer wordt bekomen door het smelten van ijzererts in een hoogoven waarbij de slak (kalkhoudende delen) van het ijzer wordt gescheiden. Ruwijzer is het basisproduct voor alle ijzer en staal soorten.

Soorten ruwijzer
Grijs ruwijzer: donker van kleur en korrelig op de breuk, zeer geschikt voor gietijzer.
Wit ruwijzer: licht van kleur en glinsterend op de breuk, geschikt voor het vervaardigen van smeedijzer.

Gietijzer
Een klein gedeelte van de productie van ruwijzer gaat naar ijzergieterijen en wordt opnieuw gesmolten en tot voorwerpen gegoten. Gietijzer bevat 3 tot 4 % koolstof.

Grijs gietijzer
Voordelen:
- hoge druksterkte
- hoge slijtweerstand
- is corrosiebestendig
- is lasbaar
- is betrekkelijk goedkoop

Nadelen:
- onvervormbaar
- heeft een geringe trekvastheid

Toepassingen in de bouwnijverheid:
- standleidingen en hulpstukken
- straatkolken
- putdeksels
- rioolbuizen
- sifonputjes
- dakvensters

Magnetisch
Er zijn veel metalen die voor een klein deel magnetisch zijn. Er zijn echter een paar metalen die direct aangetrokken worden door een magneet. Ferromagnetisme genoemd. De bekendste ferromagnetische metalen zijn: ijzer, kobalt en nikkel.

METALEN EN HUN EIGENSCHAPPEN:

Brons
Roodkoper + tin + kleine hoeveelheid non-ferrometalen
- mechanisch bewerkbaar
- is corrosiebestendig
- is hard en slijtvast
- is gietbaar

Messing
Koper + zink
- mechanisch bewerkbaar
- kan gepolijst worden
- kan vernikkeld worden

Gelegeerd zink
Zink + kleine deeltjes koper en titaan
- kan goed tegen atmosferische invloeden
- mechanisch bewerkbaar
- heeft een verbeterde mechanische weerstand
- is goed bestand tegen temperaturen

Lood
Komt zo in de natuur voor
- kan goed tegen atmosferische invloeden
- goed mechanisch te bewerken
- goed om te solderen

Koper
Komt zo in de natuur voor
- kan goed tegen atmosferische invloeden
- goed mechanisch te bewerken
- goed om te solderen
- is warmtegeleidend

Aluminium
Komt uit het aluin metaal waar ze aluminiumoxide uit filteren.
- is zeer licht
- goed mechanisch te bewerken
- is corrosiebestendig
- heeft een grote treksterkte
- is lasbaar
- heeft een gering gewicht
- heeft een lage treksterkte in vergelijking met staal-soorten
- moet beschermt zijn tegen corrosie
Meer over aluminium 

Gegalvaniseerde stalen dakspanten 
Staal
Legering uit ijzer en koolstof. Het is in feite gesmolten ruwijzer die gezuiverd is door middel van zuurstof die zo de onzuiverheden verbrand. Er blijft natuurlijk nog een gering percentage koolstof achter in het ijzer. Zo bekomt men dus staal.
- is lasbaar
- zeer sterk, grote treksterkte
- gemakkelijk roestbaar zonder beschermlaag
- is zwaar

IJzer (smeedijzer)
Zo in de natuur terug te vinden, Fe afgekort
- is lasbaar
- gemakkelijk roestbaar
- is zwaar

Inox (roestvrij staal, RVS)
Legering van hoofdzakelijk ijzer, chroom, nikkel en koolstof.
- even sterk als staal
- is lasbaar
- is corrossiebestendig
- is zwaar

Roestvrij staal is in wezen een Britse uitvinding.
Het werdt per ongeluk ontdekt door Harry Brearley in Sheffield in 1913. Dit terwijl hij aan het experimenteren was met nieuwe legeringen voor wapens. Maar het was het Duitse bedrijf Krupp, die en paar jaar later het eerste niet magnetische staal produceerde. Het is een geweldig product waarbij het oppervlak wordt beschermd door een passieve film. Het heeft een zeer lange levensduur en kan niet roesten of corroderen. Dit maakt natuurlijk dat er een hoog prijskaartje aan vast hangt.

Titanium (Ti)
- zeer sterk, even sterk als inox
- licht, ongeveer even licht als aluminium
- polijstbaar

Dit is uitstekend materiaal voor bevestigingsmaterialen die veel sterkte vragen zoals motorfietsen en motoren. Dit materiaal kan worden gepolijst en geanodiseerd in bepaalde kleuren (meestal blauw), maar kan net zo goed verwerkt worden in brute staat. Titanium is zo sterk als roestvrij staal maar de dichtheid is ongeveer gelijk aan dat van aluminium. Dit materiaal is dus bijna even licht als aluminium.

Cortenstaal
Bekend als weervast staal, metaallegering van ijzer +  koper, fosfor, silicium, nikkel en chroom. Ze hebben een bruine roestkleur De roestkleurige en zeer dichte oxidehuid schermt het dieper liggende materiaal af van zuurstof, waardoor de oxidatie sterk vertraagt, hoewel in holten die vol staan met water de corrosie zich wel voortzet. Door de oxidehuid is het niet nodig het materiaal te schilderen.

Meer over Ijzerconstructies en sterkteleer

Soorten isolatiematerialen en hun eigenschappen

Een goed geïsoleerd huis die zo weinig mogelijk koude bruggen bevat is 1 van de beste manieren om uw energiefactuur zo laag mogelijk te houden. Voor iedere toepassing in uw huis kan er isolatie voorzien worden. Isolatie voor in de vloer, de spouwmuren, en het dak, isolerende beglazing is zelfs mogelijk.

Hieronder gaan we de meest gebruikte thermische isolatiematerialen bespreken. Wat zijn hun goede eigenschappen en welke Lambda waarden hebben deze materialen? Hierbij is het belangrijk om te weten dat: hoe lager de Lambda waarde in W/mK, hoe beter het materiaal isoleert. Het is ook zo dat wanneer men dikker gaat met bepaalde isolatiematerialen bijvoorbeeld van 5 cm naar 10 cm dikte, dat men er niet mag van uitgaan dat de dikte van 10 cm ook werkelijk 2 maal beter zal isoleren. In tegendeel, hoe dikker hoe beter maar er treedt wel een verzwakking op van de isolatiewaarde wanneer men dikker en dikker gaat met het zelfde isolatiemateriaal. Bijvoorbeeld: Een EPS plaat van 60 mm heeft een Lambda waarde van 0,038 W/mK, een EPS plaat van 120 mm heeft een Lambda waarde van: 0,035 W/mK.

PUR (PU) (Polyurthaan)
Kan zowel in vaste platen (met tand en groef) als in gespoten schuim verhandeld worden.
PUR is een kunststofmateriaal gemaakt uit olie en heeft als nadeel dat het zeer ontvlambaar is.
Voornamelijk gebruikt in spouwmuren.

Kenmerken en eigenschappen:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient): 0,027 W/mK.


PIR (Polyisocyanaat)
Kunststof dat geproduceerd wordt met isocyanaten onder toevoeging van katalysatoren en drijfgassen.
Brandtechnisch is PIR een verbeterde versie van PUR.
PIR heeft minder rookgassen vrij maar is wel nog zeer ontvlambaar.
Kan verhandeld worden in vaste platen (met tand en groef), de meest platen zijn bekleed met een dampdichte of bitumineuze laag.
PIR is ook drukvast zodat ze ideaal zijn om te gebruiken in vloeren en platte daken, maar ook in spouwmuren.

Kenmerken en eigenschappen:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient): tussen de 0,023 W/mK en de 0,026 W/mK.
- Warmteopslagcapaciteit c: 1200 J/kgK
- Volumemassa: 30 kg/m³
- Diffusieweerstand (µ-waarde): 60 - 80
- Brandklasse: B, S2, d0


EPS (Geëxpandeerde Polystyreen) (ISOMO, PS)
Wordt door suspensiepolymerisatie uit styreen geproduceerd.
EPS wordt ook wel eens PS of ISOMO genoemd.
Het uitzicht van EPS is te vergelijken met witte geëxpandeerde korreltjes ter grote van een paar millimeter.
Er is ook nog een extrudeer-methode om PS platen te produceren. Hierij krijg je een opgeschuimde plaat.

Kenmerken en eigenschappen van 60 mm EPS ISOMO:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient) 90/90 ld: 0,038 W/mK
- Volumemassa, waarbij de l-waarde minimaal is: tussen 30 en 50 kg/m³
- Diffusieweerstand (µ-waarde): 20 - 50
- Druksterkte 10% vervorming: 60
- Buigsterkte: 100

Rotswol
Is perfect bestendig tegen vuur, zelfs tegen temperaturen boven de 1000°C. Met andere woorden onbrandbaar.
Rotswol omhult stilstaande lucht. Hierbij komt dat stilstaande lucht het beste natuurlijke thermische isolatiemateriaal is die er bestaat.
Er is altijd een naadloze aansluiting tussen de isolatie en het materiaal waar het tegen aangebracht wordt daar rotswol kan ingedrukt worden (persbaar) zo heb je een naadloze aansluiting tussen isolatie en materiaal, wat dan weer de isolatiewaarde op zich doet verhogen, want hoe minder gaten en spleten er zich tussen de materialen bevinden hoe beter het geheel isoleerd.
Rotswol zorgt ook voor een uitstekende geluidsisolatie. Het heeft met andere worden een hoge geluidsabsorptie.

Kenmerken en eigenschappen:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient) (tussen de 30° - 100°): 0,034 W/mK - 0,043 W/mK

Kurk
Kurkplaten worden vervaardigd met vermalen kurkkorrels en zijn 100% natuurlijk, afkomstig van de schors van kurkeiken. Door het verwarmen van de kurk wordt deze geëxpandeerd om te ontdoen van eventuele harsen.
Kan in platen of losse korrels verkregen worden.
Kurk is ideaal als vloerafwerking en het heeft een uitstekende geluidisolatie.
De isolatiewaarde van kurk neemt met de tijd nauwelijks af en kan van nature niet aangetast worden door muizen en termieten.
Het is milieuvriendelijk omdat het bijna voor 100% kan worden gerecycleerd.

Kenmerken en eigenschappen:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient): 0,038 - 0,040 W/mK
- Warmteopslagcapaciteit c: 1670 J/kgK
- Volumemassa: 110 - 180 kg/m³
- Diffusieweerstand (µ-waarde) : 25 - 30
- Brandklasse: B2

Argex (Geëxpandeerde kleikorrels)
Bestaat uit geëxpandeerde kleikorrels. Tijdens het proces komen er luchtbelletjes in de korrel terecht die zorgen voor de isolatie-eigenschappen. Het is 100 procent natuurlijk daar het volledig uit klei bestaat.
Het wordt vooral gebruikt in isolerende chappes en betontoepassingen.
Klik hier voor meer informatie over de firma Argex.

Kenmerken en eigenschappen voor een laagdikte van 15 cm:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient): 0,832 W/mK
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient) rekenwaarde voor Argex: 0,127 W/mK

Cellenglas
Ook wel Foamglas genoemd. Dit is opgeschuimd glas.
Deze isolatiesoort is zeer duur maar wel zeer sterk, licht verhandelbaaar, duurzaam en drukbestendig. Ze wordt vaak gebruikt bij het aansluiten van binnenvloeren met een balkon, waarbij de muur moet steunen op een laag Cellenglas. Zo begrijp je meteen waarom cellenglas drukvast moet zijn. Het moet namelijk meerdere lagen metselwerk kunnen opvangen. Maar dit product maakt het wel mogelijk om koudebrugvrij te werken waar er een grote druk plaats vindt. Cellenglas kun je herkennen aan de zwarte korrelige structuur.

Kenmerken en eigenschappen:
- Lambda d-waarde (Warmtegeleidingscoëfficient): 0,05 W/mk

Conclusie:
Uit onze vergelijkingen kunnen we opmerken dat PIR-isolatie het beste kan isoleren dit zal dan ook de standaard worden in de volgende generatie gebouwen waar men meer en meer zal moeten isoleren. PUR-isolatie, die momenteel de standaard is voor hoogwaardige isolatietoepassingen, zal in de nabije toekomst vervangen worden door de hoogwaardigere PIR-isolatie.

Zie hier waar en hoe er isolatie kan worden toegepast in bepaalde vloeren van uw woningen.

Perspectieven soorten en voorbeelden

Een overzicht van de soorten perspectieven die men kan gebruiken tijdens het tekenen en schetsen van tal van voorwerpen zoals gebouwen en landschappen.

1-puntsperspectieven en 2-puntsperspectieven onderscheiden zich van lineaire perspectieven (ook wel parallel perspectief genoemd) doordat de lijnen naar één of meerde punten toe gaan. Zo creëert men een dieptezicht. Hierdoor sluiten deze zichten meer aan met de werkelijke weergave van een object. Zo verkrijg je ook een realistisch 3D-zicht.

1-Punt perspectief (Centraal Perspectief) (alles vertrekt vanuit 1 punt, meestal in het midden)
Eenvoudig 2-Punten Perspectief (alles vetrekt vanuit 2 punten)
2-Punten Perspectief van een appartementsgebouw

Lineair Perspectief (Renaissanceperspectief, parallel perspectief)

Er bestaat ook nog zoiets als een 3-puntsperspectief. Dit is het 2-puntsperspectief waar nog 1 punt aan toegevoegd wordt, bijvoorbeeld bovenaan in het midden of onderaan in het midden. Zo worden de verticale zijden schuin geplaatst naar dat 3de punt toe. Dit 3de punt hoeft niet in het midden uit te komen dit mag ook wat naast de verticale middellijn liggen. Zo creëer je bijvoorbeeld het kikvors-perspectief en het vogelperspectief.

Lineair Vogel-Perspectief (dit perspectief wordt altijd vanuit de lucht bekeken)
Kikvors-perspectief van de het Antwerps treinstation.

In tegendeel tot de driedimentionele perspectieven, zoals het 1-puntsperspectief en het 2-puntsperspectief biedt het Polidimensioneel perspectief minder dieptezicht maar is het gemakkelijker om te tekenen omdat het een 2-dimensionale projectie is van een object.
Polidimensionaal perspectief zoals de hiërogliefen van de Egyptenaren
Copyright: byWM